Posts about poe:tics

May 10th, 2014

Ooit zwarte bloesems gezien?
De ingenieur teelt
Op één hand.
En de aarde betaalt zijn lijk
Met oneven bloemen, maar gelijk
Ieder poot een tuin.

Eén, ik lig een lijk te zijn en teel,
Ik maak voort op
een span stengels,
Mijn oogkas een pot en
Jouw herinnering
Een bloeiblik.

Twee, kom als de kleur
Die ik heb geteeld.

A line from the Third Script

May 10th, 2014

Still, we cannot speak (the) familiar!

hearing (the) familiar, I’d wish!

Thorough-speaking must,

And thorough-hearing!

The hearts, are sealed!

The tongues, are sealed!

And the ears, are sealed!

Shams Tabrizi (1184?-1247?), Rumi’s instructor, cited in N. Saheb-Zamani, The Thrid Script, 1972.

Image

April 8th, 2014

Brokjes slik ik
Hoekig en soms zacht
Niet kauwen ontleden.

In mijn maag maak ik die
tot maal met geduld
Maar niet zonder eigen ongerijmd
zout en limoen.

Het maalt niet wij zijn niet
meer dan letterlijkheden
Van afgebroken moment naar moment.

‘Diep is de slaapdienst maar de slaap ondiep
Diep het werken, tijdens de dienst
Diep de rust, willekeurig diep.’

Ondieper de nacht en ondieper diep.

Diep waarvan het teken al op de deksel zit.
Een hand van eer houdt de bodem op
met een oude uitnodiging.

Het maalt maar niet.

Diep zo letterlijk als een klontje woord.
Leuk, maar het hoeft niet.
Gezellig. Staat op het bord.

Pijnappels. Ik slik ze in.

Het mag geen maal zijn.
Het mag niet rijmen. Wij zijn niet
meer dan letterlijkheden
Aftastend tussen twee zinnen
Die geen gedicht maken.

Het grote gelijk en het woord ongelijk

April 8th, 2014

‘Je hebt ongelijk,’ zeg je en in dat geval
Je geeft gelijk mijn stem
Aan jouw stem gelijk

Geef je oren
Gelijk onze tijd
Onze nesteling in de noodzaak
gelijkheid.

(Het gegeven.)
Het verkeerd hebben op het juiste moment.

Gelijk mijn onderwerping
Aan jouw onderwerping
aan het aanschouw van het afgesproken woord.

Onze gelijkheid in haakjes
En toch ongelijkheid aan de waarheid
(dat jij uitspreekt; waarheid is meestal van het woord.)
(Dat rust op de) onzegenlijkheid van (aarde in) oneindige algelijkheid.
(Ik lijk meen te zien en meen toch lijkheid.)

Een oneindigheid moet gegeven
Voor een één-ongelijkheid gesproken
(Daar en toen, en jij stak een sigaret op en ik likte mijn mondhoek)
Je hoeft spreken niet, als je geeft.
En gegeven bent.

Het moment dat je recht voor iemand staat

February 4th, 2013

Het moment dat je recht voor iemand staat.

Je weet, recht.

Voeten genageld
Hoofd vluchtig
Je buik bedrukt
Aan je ogen houd ik een lijn vast

Ik val voor je
het moment dat je staat,
knieën op slot,
en toch in vraagtekenvorm.

Ik val voor je
niet op de grond
wel vol en vooruit
niet voorop
niet neer
niet op
maar vol, tegen twee bollen aan
in rechte lijn

Jij de aarde, ik tegen jou.

Je ogen houden mijn as recht.
ik plank [op zijn Engels], rechtop.
Geen sprong
Geen stap
Geen reiken
Rechte val.

Recht

Je vraagt het
het moment dat je recht voor iemand staat.

Met elk woord.
Met elk moment.
Voor
Voor je.

Gedicht voor een verdwaalde

November 4th, 2012

Oh goedheid,
laat je de enige zijn waar ik mij in verlies.
Laat alle licht langs je handen zuiveren van vitrine-neon.
Raak aan blinden verdwaald in de stad.
Schijn door geld, niet voor echtheid van dien,
echter verwerkelijk diens ongeldigheid.
De weg naar de stad, niet van de stad,
vertakt in dwalingen. De reis van rijst en graan
raken in duisternis, en schaduwen zullen zijn
van roet en vet in ons vlees.

Oh goedheid,
laat je de enige zijn waar ik me in verlies…
Wees het zoete water dat wij niet durven bevuilen.
Raak aan de aderen van verlorenen, hun geroet oog en vuile hand
opdat zij alleen verdrinken in wateren van spiegelende helderheid
en in je stromen bochten leggen van herkenning en vracht.

Oh goedheid,
Verlies mij in het land, niet in de stad,
Bij de man staande in de stralen van gerst.
In het water dat alleen voor de weefster stroomt
in bochten van licht in donkere bron
waar zij niet meer dan een zonovergoten knoest het hand geeft
(plant, water en licht wevend)
Waar ik gevonden wordt voor de weg, de vrucht
en de bron.

Oh goedheid,
laat je de enige zijn waar ik mij in verlies.
laat je de gedaante zijn van persoon,
opdat ik je zien kan, jij mij raken,
en wij drinken kunnen op lichtheid van ons vlees
en stil zullen zijn in de stilte van stroom
en ons kwijt in de vracht van de man en weefster
Laat je de enige stilte zijn waar ik mij in vinden kan.

Aan C.
(3e editie, november 4, 2012; oorspronkelijke editie, 22 oktober, 2012)

February 12th, 2012

Ik heb je ogen van twee seizoenen gezien.

Je hand van vier
achter mijn kleine hoofd
mijn zijden omhelzend
vooruit wijzend op mijn rug
en in mijn eigen hand gehad.

Ik heb je in acht getijden verbeeld
naar het vreemde van het boek
naar de stad van de naamlozen
naar het keren van het tij
naar de troost van de vervreemding
naar het beeld van de vreemdeling
de verbloeming van het afscheid
het verblijven in de ongekende tijd
en de vrede in vergeten van seizoenen.

Maar ik heb je als één gekend.
Een boom. Daarvan dit een blaadje