Het grote gelijk en het woord ongelijk

April 8th, 2014

‘Je hebt ongelijk,’ zeg je en in dat geval
Je geeft gelijk mijn stem
Aan jouw stem gelijk

Geef je oren
Gelijk onze tijd
Onze nesteling in de noodzaak
gelijkheid.

(Het gegeven.)
Het verkeerd hebben op het juiste moment.

Gelijk mijn onderwerping
Aan jouw onderwerping
aan het aanschouw van het afgesproken woord.

Onze gelijkheid in haakjes
En toch ongelijkheid aan de waarheid
(dat jij uitspreekt; waarheid is meestal van het woord.)
(Dat rust op de) onzegenlijkheid van (aarde in) oneindige algelijkheid.
(Ik lijk meen te zien en meen toch lijkheid.)

Een oneindigheid moet gegeven
Voor een één-ongelijkheid gesproken
(Daar en toen, en jij stak een sigaret op en ik likte mijn mondhoek)
Je hoeft spreken niet, als je geeft.
En gegeven bent.

Leave a comment