Nieuwe Onderwijsbekostiging van Geesteswetenschappen (Deel 1, Analyse)

March 1st, 2015

(Deze analyse is met enige inkorting gepubliceerd op Sargasso.nl.)

Wat is het probleem van het Nederlands hoger onderwijs?
We hebben sinds de democratisering van het hoger onderwijs (HO) te maken met het herinrichten van de HO volgens economische maatstaven. Die democratisering, het massaal toegankelijk maken van hoger onderwijs, is onderdeel van de grote missie om in Nederland een kenniseconomie waar te maken. Economisering en democratisering van het hoger onderwijs gaan dus hand in hand, maar niet zonder problemen.

Hogescholen hebben hun geboorte gevonden binnen de kaders van dit programma van de kenniseconomie na de Tweede Wereldoorlog. Ook klassieke universiteiten zijn zichzelf gaan hervormen volgens kennis-economische modellen. De huidige problemen die de universiteiten tegenkomen zijn systeemproblemen die ontstaan wanneer ‘kennis’ en ‘economie’ niet de gewenste, voor vanzelfsprekend aangenomen, combinatie opleveren: niet alle kennis, kennisactiviteiten en kennisontwikkeling zijn te vertalen naar economische maatstaven van efficiëntie, haalbaarheid, optimalisering en winstgevendheid. De Homo Sapiens, de naar kennis zuchtende mens, en de Homo Economicus, de calculerende zelfzuchtige mens, lijken zelfs vaker in strijd met elkaar te belanden. Leuzen als ‘kennis boven winst’ geven uitdrukking aan zulke systeemconflicten van de kenniseconomie. De lijn van academisch scoren die Diederik Stapel heeft uitgezet duidt ook op zo’n problematische koppeling.

En het gedoe en de mythes over de geesteswetenschappen
Andersom hebben economische modellen (toch) geen monopolie op waarde en valorisatie. Helaas is dit niet voldoende erkend. Ze kunnen een goed deel, maar niet alle maatschappelijke waarden inlijven en in cijfers omzetten. In het bijzonder zijn de geesteswetenschappen moeilijk in economische meeteenheden te begrijpen. Dat de geesteswetenschappen van onmisbare waarde zijn, blijft wel staan, omdat deze waarden primair zijn in een democratische en vooruitstrevende samenleving (Impact Assessment Geesteswetenschapp, 2009; in opdracht van NWO Gebiedsbestuur Geesteswetenschappen).

Er wordt geroepen dat geesteswetenschappers zich met onderzoeken bezig houden die behalve een collega niemand interesseert, dat de geesteswetenschappen ook verspilling van geld kunnen zijn. Dat is echter niet voorbehouden aan de geesteswetenschappen: alle onderzoekers moeten in hun aanvragen het maatschappelijke belang van hun onderzoek aannemelijk maken. Dat de nieuwe kennis weinig circulatie vindt in de bredere maatschappij kan liggen aan het feit dat het project van de open samenleving, met goede circulatie van hoogwaardige kennis, nog niet voltooid is. De nieuwe kennis is niet irrelevant, maar door de hang naar economische structurering gaat er onterecht weinig aandacht uit naar deze kennis vanuit partijen die de machinerie van disseminatie in hun handen hebben.

Er wordt ook het argument gemaakt dat de geesteswetenschappen weinig bijdragen aan de arbeidsmarkt. Het valt te herhalen dat de geesteswetenschappen inderdaad niet volgens deze economische maatstaaf te beoordelen vallen, alhoewel ze wél aan de arbeidsmarkt bijdragen. Alleen in vergelijking met de bèta- en gammastudies vallen ze tegen. Dat zo’n vergelijking weinig basis is voor financieel snijden, kunnen we zien als we natuurkunde en wiskunde vergelijken: wiskunde lijkt het qua maatschappelijk belang én de bijdrage aan de arbeidsmarkt te verliezen van natuurkunde. Maar dat is geen reden om te bezuinigen op wiskunde opleidingen. Dat zou ze alleen verder in het nauw brengen. Daardoor daalt de prestatie, totdat men niets anders kan dan wiskunde afschaffen. Hetzelfde geldt voor de geesteswetenschappen: men bezorgt ze een langzame dood en trekt dan stekker eruit met de uitspraak: it wasn’t me!

De waarde van de geesteswetenschappen, veel gewoner dan die van de economie
De geesteswetenschappen zijn er niet alleen om tot banen te leiden, de functie van de geesteswetenschappen is veelvuldiger: ze reiken metaforen aan natuurwetenschappers zodat ze nog beter na kunnen denken (denk aan S.J. Gould’s belangrijke bijdragen aan de evolutionaire biologen, geïnspireerd vanuit de humaniora), ze verrijken de taal van politiek, maken de grotere wereld en hun verschillende culturen toegankelijk voor Nederlanders, ze staan aan de wieg van vernieuwingen in muziek en podiumkunsten, ze relativeren de economische waarden en verruimen het denken en debatten, en ze halen voor iedereen lessen uit geschiedenis. Afgestudeerden in de geesteswetenschappen zijn onmisbare bijdragen aan redacties, politieke organisaties, bedrijven, scholen, uitgeverijen, media en overheidsinstanties.

Een iets concreter voorbeeld: Wellicht is er weinig belangstelling voor studies naar het leven en werk van de dichter Slauerhoff. Maar niet alleen zou het schande zijn voor de Nederlandse beschaving als deze kennis niet levend wordt gehouden, zelfs in diens kleinste circulatie; het kan juist benut worden in diplomatieke betrekkingen met China en culturele en economische uitwisselingen, of het herwaarderen van Nederlandse internationale scheepvaart. Zonder deze geestelijke verbindingen, komen materiële verbindingen niet of moeilijker op gang. Hier zwijg ik dan even over hoe Slauerhoff nog meer ons leven heeft verrijkt en kan verrijken dan alleen in economische zin.

Wat te doen met het feit dat een deel van de geesteswetenschappelijke opleidingen weinig rendement heeft? Het is essentieel te begrijpen dat wij niet in een tijdperk leven waarin wij ons geen mooie dingen kunnen veroorloven als geesteswetenschappelijke studies. We bezuinigen, maar hoeven geenszins alles te onderwerpen aan het financiële juk. We hebben een grote welvaart en de economie is er niet om die af te pakken, maar juist deze mogelijk te maken. De mens ontstaat en is bevrijd op het moment dat deze zijn of haar handen vrij heeft van de noodzakelijkheden van het leven, en activiteiten kan ondernemen die men geestelijke verrijking bezorgen.

Wanneer we alles moeten laten wat niet rendabel en efficiënt is, moeten we eigenlijk onze menselijkheid opgeven. Dit besef moeten we weer benoemen en tegenover de dwingende imperatief van de economische noodzakelijkheid van schaarste, efficiëntie en overleven plaatsen. Dus: het academische personeel van kleine opleidingen en hun kennis kunnen blijven en moeten niet verloren gaan. Wel kunnen ze bijdragen aan regiostudies en zo hun positie aansterken in onderwijs en onderzoek. Ze weten het zelf goed, als ze vooral niet in het nauw worden gedreven, en hoeven niet een financieel prikkel voor te hebben.

Studentenprotest
De studentenprotest is begonnen naar aanleiding van de druk op de geesteswetenschappen aan de UvA. De studentvertegenwoordigers zijn verontwaardigd dat ondanks de waarde van de alfastudies, deze op top-down wijze in de hoek worden gezet. Er wordt daarom gesproken van een gebrek aan democratie dat sinds het in-werk-treden van de kenniseconomie een optioneel element en sinds de jaren negentig een bestuurlijk beletsel is geworden. Met voldoende inspraak van academisch personeel en studenten zouden deze financiële overwegingen wellicht nooit maatgevend kunnen worden.

Zowel het democratische as van de huidige eisen als wel de bekostigingsdimensie zijn kernachtig aan de dynamiek dat nu eindelijk op gang is gekomen. Beiden raken aan meer dan de alfa’s en meer zelfs dan het HO. De studenten in het Maagdenhuis hebben al de aandacht van de cultuursector (Het Transitiebureau) en de vakbonden. Deze gezamenlijkheid van het probleem staat echter specifieke aanpakken niet in de weg. Dus laten we de focus voor dit stuk terug gaan richten op de bekostiging van de geesteswetenschappen.

One response

  1. Maagdenhuis: patstelling in de kenniseconomie - Sargasso pings back:

    […] Naar aanleiding van deze analyse heeft de schrijver een basisvoorstel geschreven voor de bekostiging van onderwijs in de geesteswetenschappen. Deze kunt u lezen op zijn blog. […]

Leave a comment